Penny’s panty
Gered door een panty
Elke panty heeft een eigen verhaal. Drie verhalen zijn voor je verzameld in Gered door een panty. De hoofdrolspeelsters zijn allemaal op zoek. Naar geluk in de liefde. Vriendschap. Of succes in hun werk. De perfecte panty kan daarin een verrassend grote rol spelen. Voor Zeeman is het verhaal achter de panty eigenlijk heel simpel. We proberen te bieden wat elke vrouw achter een panty zoekt: kwaliteit voor een betaalbare prijs. Zodat die onvermijdelijke ladders geen reden tot paniek zijn. En natuurlijk voelt een goede panty als een tweede huid. De pasvorm mag niet minder dan perfect zijn. Een Zeeman panty is even zakelijk als sexy. Even praktisch als aantrekkelijk. Daarom zie je ze overal opduiken, in de meest uiteenlopende situaties. Bij stewardessen en secretaresses, onder avondjurken en zomerrokjes. Met een panty van Zeeman mag je gezien worden. We wensen je veel plezier met de verhalen!
Penny’s panty – Petra Kruijt 4
Ladder – Maaike Schutten 21
Een panty voor noodgevallen… – Rianne Verwoert 39
Penny’s panty
‘Mar! Dit kan écht niet hoor,’ roept Penny. Haar plotselinge uitval klinkt extra dramatisch omdat ze al een paar glaasjes wijn op heeft. Dat weet ik, en toch schrik ik ervan. Ik was net op weg van haar loungetuin naar de keuken om een nieuwe fles wijn open te maken, maar draai nu mijn hoofd naar haar toe. ‘Wat is er?’ ‘Dit rokje is veel te kort. Véél te kort.’ ‘Ik vind het anders wel sexy,’ zegt Nienke. ‘Sexy?’ Penny’s mond valt halfopen. ‘Nog iets korter en je kunt haar blote billen zien.’ ‘Zoals ik al zei. Supersexy.’ Met mijn been ver naar achteren probeer ik over mijn schouder te bekijken hoeveel bloot er te zien is. Eerder vanavond, toen ik thuis voor de spiegel stond en ik het rokje zo ver mogelijk naar beneden trok, leek het er wel mee door te kunnen. Nu vergeet ik één keer te sjorren voor het opstaan en krijg ik meteen commentaar. Weliswaar niet van Nienke, maar die zou me zelfs sexy vinden als ik een minirokje in panterprint droeg. Voor haar kan het bij het uitgaan niet gek genoeg. Bah, wat ziet mijn been er vreselijk uit als ik het zo naar achteren steek. Veel te wit – hoe is dat mogelijk na zo’n lange, warme zomer? – en vol met putjes. Maar vooral heel erg naakt. ‘Zou het echt zo erg opvallen?’ vraag ik vertwijfeld. Mijn vriendinnen knikken allebei. De een met een bezorgde blik en de ander aanmoedigend, maar hoe dan ook kan ik het probleem nu niet meer negeren. Hoewel ik natuurlijk best een punt heb. Benen vallen in de kroeg niet op, het zijn geen aandachtstrekkers. Zoals tijdens het uitgaan niemand erop let wat voor schoenen je aanhebt, zijn eigenlijk je hele benen van ondergeschikt belang. Als je haar en make-up maar goed zitten, bij voorkeur met een leuk topje eronder, is je hele outfit gered. Ik zie aan hen dat ik ze met deze redenering niet zou kunnen overtuigen. ‘Maar wat moet ik dan?’ ‘Wat mij betreft kan het prima zo,’ benadrukt Nienke nog eens. ‘Nee,’ zeg ik. ‘Nu niet meer.’ ‘Oké, wat jij wilt. Heb jij niet wat voor haar te leen?’ vraagt ze dan aan Penny. Dit is Penny’s huis en wij wonen allebei een kwartier kletsen bij haar vandaan, waardoor de optie van iets anders halen bepaald niet zo aantrekkelijk is. ‘Ik heb een veel smallere taille,’ zegt Penny, waarmee ze wijselijk zwijgt over de rest van haar veel smallere voorkomen. ‘Tja,’ mompelt Nienke. ‘Dat is zo. Misschien een jurkje?’ Als ik mezelf er nog van had willen overtuigen dat het wel in orde was, waren deze twee opmerkingen de genadeslag geweest. Ik kijk weer over mijn schouder, nu de andere. Ze hebben gelijk: ik kan niet zo de deur uit. Kan simpelweg niet. ‘We kunnen een panty proberen,’ oppert Penny. ‘Wil je een panty?’ Omdat ik niet meer weet wat ik anders met mijn benen aan moet, stem ik in. Penny neemt me mee naar haar slaap kamer en trekt haar perfect georganiseerde kledingkast open. In een apart mandje bewaart ze al haar perfecte panty’s. Ze bestudeert een paar exemplaren en geeft me er dan een aan. ‘De meeste zijn jou denk ik iets te klein, maar probeer deze. Dit moet ’m zijn.’ Ze lijkt zo zeker van haar zaak dat ik de panty klakkeloos van haar aanneem en over mijn benen trek. De pasvorm is in elk geval prima. Zie je, mijn benen zijn heus niet zoveel dikker dan die van Penny, en met mijn taille valt het ook alles mee. Penny doet haar kastdeur dicht zodat ik in de staande spiegel kan kijken. Ik schrik me wild. Ben ik dit? Wat lijk ik ineens slank! En zo glanzend! Ik kan niet geloven dat dit mijn benen zijn. Maar het moet zo zijn, want ze zitten aan mijn heupen vast. En die kunnen ook niet veranderd zijn, want het rokje is nog steeds hetzelfde en dat zit er strak omheen. ‘Ja,’ zegt Penny. ‘Dat was een goed idee.’ Een goed idee? Een waanzinnig idee! Ik snap ineens niet meer dat ik nooit panty’s draag. Wanneer ben ik daarmee gestopt en waarom? Misschien was het vanwege ladders, maar die kunnen geen fatsoenlijk excuus zijn geweest om mezelf dit resultaat te ontzeggen. Onderweg terug naar haar tuin stop ik een keer om mijn benen te bewonderen. Op deze manier kunnen ze elk rokje hebben. Al was het inderdaad die minirok met panterprint, het zou niets uitmaken. Nienke is ondertussen al bezig onze wijnglazen opnieuw bij te vullen zoals ik eigenlijk van plan was. Ze kijkt naar me op en glimlacht goedkeurend. ‘Ziet er goed uit,’ vindt ze. ‘Het is nog steeds kort, dat is een pluspunt. Wijntje?’ Ik pak het glas van haar aan en ga weer in mijn rieten tuinstoeltje zitten. Genietend strek ik mijn benen helemaal voor me uit. ‘Laatste glaasje,’ deel ik mee. Bij ons moet er altijd iemand zijn die dit bepaalt en normaal sta ik niet zo te springen om weg te gaan, maar ik voel me nu te goed om het maar met twee mensen te delen. Dit moet de hele wereld zien. De hele wereld bestaat in ons geval uit Utrecht. En dan niet eens heel Utrecht, maar alleen het deel dat op zaterdagavond in de stad te vinden is. Het maakt mij niet uit zolang Paul vanavond bij die wereld hoort. Als hij me zo ziet, komen mijn dromen eindelijk uit. Ik weet zeker dat hij mij met deze benen niet kan weerstaan. Het is natuurlijk niet waar dat benen er niet toe doen als je er vanboven goed uitziet. Nonsens; benen zijn het allerbelangrijkste. We lopen langs winkelruiten en ik versnel mijn pas iets zodat ik Nienke en Penny inhaal, die tussen mij en de gevel lopen. Ik kijk opzij, naar de weerspiegeling. Wát een benen. Als ik niet beter wist, zou ik denken dat ik in een magisch moment heb geruild met Claudia Schiffer. Wat vreselijk voor Claudia. ‘Waar willen jullie heen?’ vraagt Nienke. ‘’t Gras,’ zeg ik snel, omdat ik vermoed dat Paul daar is. Wij zijn notoire kroeghoppers, al sinds onze studententijd. Zo ontmoet je zo veel mogelijk mensen en weet je het best wat er speelt. Maar Paul is niet zo. Die komt met zijn vriendengroepje altijd bij ’t Gras van de Buren, dus áls hij vanavond in de stad is, vinden we hem daar. Meteen bij binnenkomst laat ik mijn blik een paar keer door de ruimte glijden. Het is al flink druk, de boel is slecht te overzien. Nienke vraagt of we wat te drinken willen en ik bestel een biertje. Ondertussen loop ik samen met Penny wat verder de zaak in. Zij komt een bekende tegen en blijft kleven, waardoor ik de vrijheid heb om rond te lopen. Paul is nog nergens te bekennen. Een paar maten van hem zie ik wel staan. Ik zwaai joviaal naar ze. Hun reactie is lauwtjes, maar dat kan me niet schelen. Zij hebben mijn benen nog niet gezien en bovendien gaat het me om Paul, niet om zijn vrienden. Dan verschijnen er drie glazen bier in mijn gezichtsveld. ‘Waar is Pen?’ schreeuwt Nienke. Ik wijs in de ongeveer juiste richting terwijl ik met mijn andere hand een van de glazen overneem. Nienke haalt haar schouders op en zet het derde biertje op een richeltje. ‘Kan ze ophalen als ze er zin in heeft.’ Ik steek mijn duim naar haar op. ‘Heb je Paul al gespot?’ vraagt ze dan. ‘Nee,’ zeg ik. Nienke weet dat ik hiernaartoe wilde voor hem. Zij vindt dat ik al een paar weken geleden werk van hem had moeten maken. Dat betekent zoveel als dat ik hem moet veroveren en mee mijn bed in moet slepen; precies wat zij doorgaans doet als ze een nieuw project heeft. (Het zijn niet voor niets kortlopende projecten.) ‘Ah, daar is hij al. Paul!’ roept ze, haar arm hoog in de lucht. Hoe het mogelijk is dat zij hem direct ziet terwijl ik hem miste, snap ik niet. Hij komt op ons af en geeft ons allebei drie zoenen. ‘Wat zie je er goed uit!’ zegt hij tegen mij. ‘Echt?’ ‘Beeldschoon,’ zegt Nienke op een zangerige toon. Ze pakt Penny’s biertje van de richel en zegt dat ze het moet wegbrengen. Haar timing is perfect, daar valt niets op aan te merken. Nienke doet werkelijk alles om mij aan de man te helpen. Uiteindelijk moet ik het toch zelf doen. Ik moet nu iets tegen Paul zeggen. Kom op, nu! ‘Eh… Kom je hier vaker?’ Paul lacht. ‘Elke week. En jij?’ Hij lijkt te denken dat ik een spelletje met hem speel. Oké, dit is goed. Dit kan ik wel. ‘Ik ben hier voor het eerst,’ zeg ik, en dan: ‘Als ik hier ooit eerder was geweest, was je me allang op gevallen.’ ‘Dat zeg je om me te paaien.’ Waarom anders? wil ik vragen, maar ik krijg het niet over mijn lippen. Dit spelletje is toch lastiger dan ik dacht. ‘Wil je soms wat van me te drinken?’ vraagt hij. Ik gooi het halve biertje dat nog in mijn glas zit in één keer achterover, houd een boer in en zeg: ‘Lekker.’ Terwijl Paul op weg is naar de bar, steken Penny en Nienke hun duimen naar me op. Zij houden mij blijkbaar nauwlettend in de gaten. Ik geef ze geen ongelijk. Dit zou zomaar de grote avond kunnen worden. ‘Zo,’ verzucht Paul wanneer hij weer terug is. ‘Wat een drukte.’ Is dit een hint? Ik hoop het. Ik kijk naar hem over de rand van mijn glas. Hij doet hetzelfde bij mij en beweegt vervolgens zijn ogen langs mijn lichaam naar beneden. Als hij mijn benen ziet, kan het niet meer stuk. Dat voel ik. Paul brengt zijn mond naar mijn gezicht en ik tuit mijn lippen al iets, tot ik merk dat hij de zijne naar mijn oor beweegt. ‘Zullen we naar buiten gaan?’ vraagt hij. O ja. O, dit is nog veel beter. Ik breng nu mijn mond naar zijn oor en zeg ja. Hij lacht naar me, maakt een verontschuldigend gebaar en loopt naar zijn vrienden toe. Ik zoek in de menigte naar Nienke en Penny, die mij eerder vinden dan ik hen. Ze zijn me nog steeds niet uit het oog verloren. ‘Je gaat met hem mee,’ stelt Nienke vast. ‘Vinden jullie het erg?’ ‘Welnee,’ zegt Penny, en Nienke voegt eraan toe: ‘Ga uit je panty, Mar! Je verdient het.’ Hoewel ik niet weet wat ze daarmee bedoelt, neem ik het van haar aan. Ik haast me naar de deur omdat Paul daar al op me wacht. Hij sleurt me mee naar buiten en samen lopen we naar zijn fiets, zonder iets te zeggen. Ik weet ook werkelijk niet wat ik op dit moment tegen hem moet zeggen. Het is allemaal zo vanzelfsprekend dat woorden niet nodig zijn. 1Ik stap bij hem achterop en hij fietst naar zijn huis. Onderweg passeren we mijn fiets en ik zeg er niets van. Die haal ik morgen wel weer op, als hij er dan nog staat. Ik heb nu andere dingen aan mijn hoofd. Mijn benen bungelen elk aan een kant van zijn bagagedrager. Ik voel me een beetje Monique van de Ven in Turks Fruit, al had zij wel blote benen en was het bij haar een zomerse dag in plaats van een zomernacht. Wat maakt het uit – de sfeer is dezelfde. Het duurt veel te kort voor we bij Pauls appartementen complex aankomen en ik mijn armen van zijn middel moet losmaken. We rennen de trappen op en hij leidt me rechtstreeks door naar zijn slaapkamer, waar we ons op zijn bed laten vallen. Een gelukzalige zucht ontsnapt uit mijn mond net voordat Paul ernaartoe komt voor een zoen, waaraan ik me gewillig overgeef. ‘Wat ben jij mooi.’ Het zijn zijn eerste woorden in een halfuur en ik weet even niet hoe ik erop moet reageren. Dat lijkt Paul niet uit te maken. Hij gaat naast me liggen en kijkt naar me. Hoewel ik me er een beetje ongemakkelijk onder voel, ben ik me ervan bewust dat hij het meent, en dat maakt alles goed. ‘Blijf bij me slapen,’ zegt hij. ‘Ik wil je in mijn armen houden.’ Ik vind het goed, want ik heb geen zin om nu eerst terug naar mijn fiets te lopen en vervolgens naar huis te fietsen. Maar dan moet ik wel mijn panty uittrekken. ‘Heb je een shirt voor me?’ vraag ik. ‘Iets om in te slapen?’ Hij stapt uit bed en graait een shirt uit zijn kast, dat hij naar me toe gooit. Op de voorkant staat Homer Simpson en op de achterkant diens kale knar. Een slaapshirt, inderdaad. ‘Ik ga wel vast even mijn tanden poetsen, dan kun jij je intussen omkleden.’ Ik trek al mijn kleding uit behalve de panty, doe het slaapshirt aan en ga naar de badkamer. Paul kijkt via de spiegel naar mijn benen. Hij trekt een wenkbrauw op. ‘Houd je die aan?’ ‘Nee,’ zeg ik, terwijl ik denk: kon het maar, kon het maar, kon het maar. Na het tandenpoetsen stroop ik de panty uiterst behoedzaam van mijn benen en verberg ik me snel onder het dekbed. Paul komt tegen me aan liggen en slaat zijn arm om me heen. Dit is perfect. Net zo perfect als Penny’s panty, die ik netjes heb opgevouwen en op een stoeltje heb gelegd. De volgende ochtend vraag ik me kortstondig af of Paul en ik soms meer met elkaar hebben gedaan dan slapen. Wanneer ik me ervan verzekerd heb dat dit niet het geval is, trek ik snel mijn kleding weer aan. Ik geef hem een kusje op zijn slapende hoofd, zoek een briefje waarop ik nog wat meer kusjes kan krabbelen, sluip zijn huis uit en loop terug naar het centrum, naar mijn fiets. Diezelfde fiets parkeer ik ’s avonds voor Nienkes huis. Zij hangt al uit het raam van haar bovenwoning om me precies de vraag te stellen die ik mezelf ook stelde. ‘Hé Mar! Hoe was het gisteravond?’ Ik lach, maar zeg nog niets. Het is voldoende als Penny en Nienke ervan weten zonder dat ik haar hele buurt deelgenoot maak van mijn impotente scoringsdrift. Boven aangekomen zie ik dat Penny al met haar benen opgetrokken op de bank zit, de afstandsbediening in de aanslag om de film te starten. Ze heeft het schaaltje ananas alvast geclaimd zodat Nienke en ik ons op de minder gezonde snacks kunnen storten. Geen wonder dat Penny zo slank is. Maar vandaag vergeef ik haar alles, want dankzij haar ben ik gisteravond met Paul mee naar huis gegaan. ‘Vertel, vertel, vertel!’ dringt Nienke aan. ‘Is hij goed?’ ‘Waarin?’ ‘Kom op, wat dénk je.’ ‘Ik heb geen idee.’ ‘Moet ik het voor je uitspellen?’ Ik kan mijn gezicht niet meer strak houden. ‘Nee hoor. Ik bedoelde dat ik geen idee heb of hij goed is, want we hebben het niet gedaan.’ ‘Serieus?’ ‘Serieus.’ ‘Ik geloof je niet.’ Hier reageer ik niet op. Nienke mag geloven wat ze wil geloven. Ondertussen ga ik op de bank zitten en richt ik mijn blik op de televisie, want ik heb geen zin meer in dit gesprek. Maar Nienke nog wel. Ze gaat voor me staan en wrijft me in: ‘Want hij wilde, hoor. Zoals hij naar je keek toen jullie gisteren wegliepen, dat was zo duidelijk als wat.’ ‘Het geeft niet,’ zeg ik. ‘We hebben alsnog een geweldige avond gehad.’ ‘Nu geloof ik jou niet.’ ‘Dat weet ik,’ zeg ik, ‘want ik ken jou beter dan jij mij.’ Eindelijk heeft ons gesprekje Penny’s aandacht. ‘Nienke is dan ook heel wat doorzichtiger dan jij,’ zegt ze. ‘En ik moet haar gelijk geven: Paul leek gisteren erg onder de indruk van je. Nou leek hij dat eerder ook al wel, maar niet zó.’ Ik glimlach, want ik weet waardoor dat komt. Zou zij het ook doorhebben? ‘Heb je nu trouwens nog steeds die panty aan?’ vraagt ze. Ja dus, ze heeft het door. Geschrokken kijk ik naar mijn benen, die er nog steeds super uitzien. Hopelijk wil ze haar panty niet terug. Dat zou ik niet tof vinden. Wat ben ik ook een sukkel dat ik niet even een broek heb aangetrokken. Dan had de panty veilig thuis gelegen en was ze er misschien helemaal niet op teruggekomen. ‘Ik fiets zo wel even met je mee naar huis. Dan kun jij hem uittrekken en was ik ’m zelf uit.’ ‘Dat is lief van je, maar ik hoopte eigenlijk…’ Ik maak expres mijn zin niet af omdat ik verwacht dat ze het ook wel snapt zonder dat ik het met zoveel woorden zeg. Maar nee, ze biedt nog niets aan. ‘Ik hoopte eigenlijk dat ik ’m nog even mag houden,’ ga ik daarom verder. ‘Tot morgen. Dan heb ik een presentatie en deze panty zou geweldig staan onder het rokje dat ik daarvoor in gedachten heb.’ ‘Waarom speciaal deze?’ Shit, dat is een verdomd goede vraag. ‘Want het is maar een simpele panty,’ voegt ze eraan toe. Dat is niet waar, absoluut niet waar, maar dat kan ik niet zeggen zonder het risico mezelf belachelijk te maken. Wat een gedoe om een panty. En ik ben de aanstichter. Hoewel, Penny is op zijn minst medeplichtig. Als zij nu gewoon zou zeggen dat ik haar panty een paar dagen langer mag houden zodat ik wederom een verpletterende indruk kan maken, is de lucht geklaard en kunnen we de film kijken. ‘Ik denk dat hij voor Marlies wat meer gevoelswaarde heeft dan voor jou, Pen,’ komt Nienke er ineens tussen. ‘Dit is de panty waarmee ze Paul heeft versierd.’ ‘Wat een onzin,’ vindt Penny. ‘Als jij het “onzin” vindt en “een simpele panty”, waarom doe je dan zo moeilijk?’ ‘Inderdaad!’ roep ik uit. ‘Jouw benen hebben geen behoefte aan een wonderpanty. Die van mij wel.’ Ik voel dat ik op de goede weg ben en ga door. ‘Sommige vrouwen hebben een wonderbeha nodig. Daar heb ik duidelijk geen baat bij, maar wel bij een wonderpanty. Nu heb ik die eindelijk gevonden en wil jij hem me afnemen. Dat is gewoonweg wreed.’ Penny’s blik verandert langzaam en ze barst in lachen uit. ‘Ongelooflijk dat dit allemaal gaat om een panty van anderhalve euro. Goed. Als het echt zo belangrijk is, dan is-ie van jou. Cadeautje.’ Ik vlieg haar om de hals. ‘Je bent een schat.’ Ze knikt, nog steeds lachend, en drukt op play. Zoals ik al verwachtte, is het helemaal goed gekomen met mijn presentatie. Het kon niet anders met deze panty om mijn benen. Irritant is alleen wel dat ik continu op mijn hoede moet zijn. Ik zie ineens overal haakjes, vijl mijn nagels elke vijf minuten en durf mijn mooiste laarzen niet aan omdat de ritsen niet panty-proof zijn. Nu wil ik niet beweren dat deze beauty zich zomaar laat slopen, maar je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn. Ik pak mijn telefoon erbij om mijn vriendinnen te sms’en dat de presentatie geweldig ging. Op het schermpje staat dat ik een gemist gesprek heb en dat de beller mijn voicemail heeft ingesproken. Ik loop naar de kopieerruimte en luister hem daar af. ‘Hoi Marlies. Je spreekt met Paul. Wil je me terugbellen?’ Omdat hij het zo lief vraagt, doe ik het meteen. Ik vraag me tijdens het overgaan af waar hij mijn nummer vandaan heeft. Misschien heeft hij zijn hele telefoonlijst afgebeld om het te pakken te krijgen. Terwijl ik hier nog over aan het mijmeren ben, neemt hij op. ‘Met Paul. Wat bel je snel terug.’ Toe maar, hij herkent mijn nummer. Dat heeft hij dus meteen opgeslagen. Is het niet in zijn telefoon, dan wel in zijn hoofd. ‘Natuurlijk,’ zeg ik. ‘Ik vond het erg leuk, zaterdag. En nu vroeg ik me af of je zin hebt om binnenkort met me eh… uit eten te gaan? Lijkt je dat wat?’ ‘Hartstikke!’ zeg ik, wellicht een tikje enthousiaster dan noodzakelijk. Paul laat een opgeluchte zucht ontsnappen. ‘Wat vind je van vrijdag?’ ‘Vrijdag is perfect.’ ‘Oké. Ik ben er om zeven uur.’ Het probleem met dates is dat ze altijd te vroeg beginnen. Het is nu halfzes en ik ben al een uur thuis om me voor te bereiden, maar ik kom in ernstige tijdnood. Vooral nu ik mijn panty niet kan vinden. Ik heb gekeken op de logische plekken, daarna op de minder logische en vervolgens op de totaal onmogelijke plekken, zoals mijn prullenbak. Maar nee hoor. Nergens, niks. Terugdenken heeft ook niet geholpen. Op de hand gewassen, gedroogd en… Vanaf dat punt is het blanco in mijn hoofd. Ik herinner het me niet. Dit is klote. Ik heb bij Nienke opgeschept dat Paul me na een seksloze nacht heeft gebeld voor een officiële date en nu zal ik het alsnog allemaal verpesten. ‘Weet jij hoe het zit?’ vraag ik aan Spinner. Mijn kat kijkt me aan alsof ik mijn verstand heb verloren, en vermoedelijk zit hij daarmee dichter bij de waarheid dan hij zelf vermoedt. Ik probeer hem te aaien en hij schiet weg. Verbaasd kijk ik hem na. Zo doet hij normaal nooit. Heeft hij soms een slecht geweten? Ik volg Spinner naar de keuken, waar hij triomfantelijk op zijn kattenbak gaat zitten. Nu snap ik het. Een van de weinige plekken waar ik nog niet heb gekeken. Ik steek mijn hoofd in het stinkende gat en zie een zwart propje in de hoek liggen. Mijn panty, mijn wonderpanty. Er is niets van over. Spinner heeft er met zijn kattenklauwen meer schade aan toegebracht dan tien ritsen hadden gekund. Het kapotgescheurde vodje gooi ik moedeloos op de grond. Daar heb ik niks meer aan. Ik spurt terug naar mijn woonkamer en pak mijn telefoon van tafel. Als iemand een oplossing heeft, is het Penny. Zodra ze opneemt, gil ik paniekerig dat mijn panty kapot is en de date verloren, en ik eindig met een hopeloze hulpkreet. Penny grinnikt. Ik bel haar vanwege een absolute ramp en zij grinnikt. ‘Doe eens niet,’ zeg ik, en ik probeer kalm te doen, probeer mijn woede te verbergen. ‘Sorry.’ Er volgt nog één halve proest en dan zegt ze, toch heel serieus: ‘Wanhoop niet. Ik heb een hele mand vol, weet je nog?’ ‘Die zijn mij allemaal te klein. Dat zei je zelf.’ ‘Tja. Koop anders een nieuwe. De winkels zijn nog tien minuten…’ Voor ze haar zin kan afmaken, roep ik ‘dank je’ en gooi ik mijn telefoon op de bank. Ik trek een klaarstaand paar Birkenstocks van twee jaar geleden aan omdat ik zo snel niks anders kan vinden, gris mijn fietssleutels mee, bedenk net op tijd dat ik mijn portemonnee moet meenemen en ga als een razende op weg. Op weg negeer ik een paar stoplichten en ontwijk ik daardoor slechts ternauwernood een luid toeterende auto, maar het geeft niet. Het is het allemaal waard. Wanneer ik het voetgangersgebied binnenfiets, slaat net de Domtoren dat het zes uur is. In de verte zie ik een vrouw de winkel afsluiten waar ik van plan was een nieuwe lading panty’s in te slaan. O nee, o nee, o nee. Ik schreeuw: ‘Hé! Jij daar! Wacht!’ Maar er zijn in deze straat minstens twintig mensen die ‘jij daar’ kunnen zijn, en ze reageren allemaal niet, ook de winkel vrouw niet. Die haalt haar fiets van het slot en verdwijnt in de verte. Ik ben intussen aangekomen bij de gesloten pui. Ik laat er mijn fiets en vervolgens mezelf tegenaan vallen. Zo zit ik een tijdlang te prakkiseren over wat ik nu moet doen; Paul afbellen of toch kijken of Penny een passende panty heeft. De kans is klein dat ze die heeft, maar het zou kunnen. Ik heb nog drie kwartier – dat moet lukken. Oké, hoog tijd om weg te wezen hier. Ik hijs mezelf overeind en weer op mijn fiets. Penny woont dicht bij het centrum en vijf minuten later druk ik op haar bel. ‘Niet gered?’ vraagt ze. Ik schud mijn hoofd. Ze snapt meteen waar ik voor kom en wenkt me mee. Op Penny’s bed ligt al een stapeltje kandidaten klaar. Daarom houd ik van haar. Zo georganiseerd, zo behulpzaam, zo… petite. Veel te petite. Zelfs de meest rekbare panty van allemaal is mij te klein. Wat ik ook trek en wurm, het lukt niet. Ik zucht en ga op de rand van haar bed zitten. ‘Dit wordt niks. Wat moet ik nu?’ ‘Je moet maar eens naar huis gaan, want ik geloof dat je om zeven uur een date voor de deur hebt staan en het is nu kwart voor zeven,’ antwoordt ze zakelijk. ‘Kop op, hè. Het is geen ramp.’ Hoewel ze geen idee heeft van het formaat van deze ramp, knik ik. ‘Tenzij je die Birkenstocks aanhoudt. Dan kan het wel eens heel rampzalig worden,’ voegt ze eraan toe. Ja, daar was ik zelf ook al achter. Ik keer onverrichter zake terug naar huis en tijdens het kwartier dat ik erover doe om daar te komen, besluit ik dat ik zo meteen gewoon een broek aantrek. Penny heeft gelijk. Ik snap niet dat ik me zo gek heb laten maken om een panty. Uiteraard ga ik wel binnenkort opnieuw de stad in om een lading te kopen, maar wat maakt het uit voor deze avond? Niks, helemaal niks. Nu ik dit besloten heb, voel ik me fris en helder. Het wordt alsnog een goede avond. Ik parkeer mijn fiets tegen de lantaarnpaal voor mijn huis. ‘Hé, Marlies.’ Ik kijk op terwijl ik nog met mijn hangslot in m’n handen sta. Paul. Hij is er al. Behalve aantrekkelijk en fijngevoelig dus ook nog stipt. Ai, daar had ik niet op gerekend, zoveel perfectie in één man. Ik lach naar hem en mompel iets, maar hij verstaat het net zomin als ikzelf. Dan steek ik mijn sleutel in het slot van de voordeur en zeg dat hij mee naar boven mag komen. Ik kom eindelijk weer uit mijn woorden. ‘Wil je iets drinken? Ik moet me nog even omkleden.’ Paul zegt eerst nee dank je, knikt dan begrijpend en gaat op mijn bank zitten, op het mobieltje dat ik daar net heb achtergelaten, en dat ik zodra hij het onder zijn kont vandaan haalt vlug van hem aanneem voordat hij op het idee komt mijn schaamteloze sms verkeer met Nienke te bekijken tijdens het wachten. Hij hoeft niet te weten dat ik al weken een oogje op hem heb, en al helemaal niet dat Nienke me heeft aangemoedigd om vanavond een stap verder te gaan dan slapen. Als ik niet snel ben, kan ik dat sowieso vergeten. Ik pak mijn enige gestreken spijkerbroek uit de kast en schiet erin. Of nou ja, ik pers me erin, maar dat klinkt zo akelig. Ik kijk in de spiegel. Nee, dit is niet goed. Dit shirtje ging perfect op het rokje dat ik net wegens omstandigheden heb uitgetrokken, maar voor een spijkerbroek is het te fiets. ‘Marlies? Lukt het?’ roept Paul. ‘Ja, twee seconden nog!’ Ik pak lukraak een ander shirtje, ruik of het nog een beetje fris is en verwissel het met wat ik nu aanheb. Prima. Flinke wolk deodorant eroverheen en het kan niet meer misgaan. Met een verontschuldigend lachje vraag ik, terug in de woonkamer, of hij meegaat. Paul kijkt me aan en knikt. Op weg naar buiten zegt hij: ‘Ik snap niet waarom je je zo nodig moest omkleden.’ ‘Maak je een grapje?’ ‘Nee. Het is supermooi weer voor september, de avonden zijn ook best warm en er is geen regen voorspeld. Ik vond het er juist zo leuk uitzien hoe je net kwam aanfietsen.’ Volgens mij staar ik hem aan. Vielen hem dan niet die Birkenstocks op en, erger nog, mijn sinaasappelhuid onder het opwaaiende rokje? Ik ben perplex. ‘Het geeft niet. Dit staat je ook hartstikke leuk,’ zegt hij als hij geen reactie van me krijgt. ‘Kom, we gaan.’ Ik stap bij Paul achterop en hij fietst met me weg. Opnieuw kijk ik naar mijn benen, die voor niets in een veel te warme spijkerbroek gevangenzitten. ‘Wacht even,’ zeg ik bij het einde van mijn straat. Nu ik me realiseer dat het hem niets uitmaakt, is bij mij ook alle reden verdwenen om me te generen. Ik stap af, ren terug, snel naar boven, verruil de spijkerbroek voor het superkorte rokje van afgelopen zaterdag zónder panty en haast me dan weer naar Paul, die me breed grijnzend opwacht. Ik maak een sprongetje, want er is geen twijfel meer over mogelijk: hij wil mij. In welke vorm dan ook.
Reacties
Een reactie posten